Go to top

COVID-19: Keuze en Gebruik van CO2-Meters [België]

Keuze en gebruik van CO2-meters in de context van COVID-19

Source: Taskforce Ventilatie van het Regeringscommissariaat Corona

1. Keuze van een CO2-meter Bij het kiezen van een geschikte en gebruiksvriendelijke CO2-meter zijn er een aantal zaken waar je op moet letten.  

1.1 Type Kies voor een sensor die werkelijk CO2 meet: in principe een NDIR (niet-dispersieve infrarood) CO₂-sensor. Kies niet voor sensoren die een CO2-“equivalent” of indirect meten.

1.2 Mogelijkheden van kalibratie Door veroudering van de sensor kan er “drift” optreden (= lichte, constante verandering van de meetresultaten van eenzelfde toestel in dezelfde omstandigheden) waardoor de nauwkeurigheid van de meting niet meer juist is. Er zijn verschillende oplossingen voor de ijking van de sensor (= het afstellen van de sensor zodat die terug juist meet). In de huidige context wordt de voorkeur gegeven aan een “dual beam” of “ABC Logic” sensor. Een sensor die handmatig kan worden geijkt op basis van de buitenlucht is ook een oplossing. Een “dual beam” sensor is uitgerust met een interne dubbele sensor die een automatische driftcorrectie mogelijk maakt. Die sensoren zijn duurder, maar kunnen verscheidene jaren zonder externe ijking worden gebruikt. Een sensor van het “ABC Logic”-type (ABC (Automatic Background Calibration) Logic™) ijkt automatisch door de waarde 400 ppm toe te kennen aan de laagste gemeten waarde die voor een bepaalde tijd voldoende stabiel is. Dat type automatische ijking vereist dat de sensor voldoende vaak en regelmatig aan een concentratie van 400 ppm wordt blootgesteld (periode van niet-bezetting van de ruimte met ventilatie bijvoorbeeld; of ijking met buitenlucht). Er zijn ook sensoren die handmatig kunnen worden geijkt door de sensor in contact te brengen met buitenlucht en een door de fabrikant beschreven procedure te volgen. Opmerking: andere sensoren die regelmatig extern moeten worden geijkt door de fabrikant of een extern laboratorium, worden in dit verband niet aanbevolen omdat die ijking duurder is en wellicht niet vaak genoeg wordt uitgevoerd.

1.3 Meetbereik Kies voor een meetbereik tot minstens 2.000 ppm en bij voorkeur tot 5.000 ppm.

1.4 Meetfout Elk meettoestel, zoals een sensor, heeft een meetfout. Dat is de mate dat het resultaat afwijkt van de reële waarde. U vindt de maximale meetfout terug in de technische fiche van de meter. De ene geeft hem weer als een absolute waarde in ppm of in procenten, bij andere meters wordt het als volgt weergegeven: +/- X % + Y ppm. In de huidige context wordt een fout van maximaal 10 % van de meting tot 2.000 ppm aanvaard, en in principe gerespecteerd met de meeste kwaliteitssensoren die op de markt beschikbaar zijn. Merk op dat 10 % meetfout bij 900 ppm overeenkomt met ±90 ppm. Dat betekent dat bij een meetwaarde van 900 ppm de correcte waarde zich situeert tussen 810 en 990 ppm.

1.5 Type verstrekte informatie Er zijn verschillende soorten CO2-meetinstrumenten, afhankelijk van de wijze waarop de meetgegevens worden weergegeven, doorgegeven en/of gearchiveerd. Sommige instrumenten combineren verschillende informatiemogelijkheden. • Directe weergave van de gemeten waarde op een scherm. • Gegevensregistratie: de meetgegevens worden op afstand verzonden en gearchiveerd (bv. op een server) en kunnen worden geraadpleegd via een applicatie op een smartphone of website bijvoorbeeld. • Informatie via een kleurcode, bv. een groene, oranje of rode LED-indicator, afhankelijk van de geprogrammeerde CO2-drempelwaarden. • Informatie via een geluidsalarm of een smartphone-bericht boven een bepaalde CO2- drempelwaarde.

1.5.1 Weergave Een instrument dat de gemeten waarde rechtstreeks op een scherm weergeeft, heeft het voordeel dat het gemakkelijk een onmiddellijke meting mogelijk maakt, en eventueel rechtstreekse informatie aan de mensen in de ruimte. Figuur: Voorbeeld van een draagbaar CO2-meetinstrument Figuur: Voorbeeld van een CO2-meetinstrument met informatie over de ontwikkeling van de CO2-concentratie

1.5.2 Gegevensregistratie Sommige toestellen kunnen metingen opnemen, waardoor u de waarden later kan uitlezen of online kan bekijken. Dat heeft als voordeel dat u het verloop van de CO2-waarden gedurende een bepaalde periode eenvoudig kan visualiseren en interpreteren met behulp van bijvoorbeeld een recordgeschiedenis en ook de invloed van bepaalde interventies (bv. openen van extra ramen of deuren) om de mate van luchtverversing te verbeteren, in kaart kan brengen. Die optie is niet noodzakelijk maar kan wel handig zijn voor de preventieadviseur om de ventilatie meer gedetailleerd in kaart te brengen. Gegevensregistratie is ook belangrijk als u op basis van de CO2-evolutie een raming wil maken van de ventilatiedebieten (zie punt 3.3 van het implementatieplan: “Aanbevelingen voor de praktische implementatie en bewaking van ventilatie en binnenluchtkwaliteit in het kader van COVID-19”). Figuur: Voorbeeld van grafisch weergegeven gegevens van een CO2-meetinstrument. • Boven: hoge CO2-concentratie gedurende de dag in een vergaderzaal. • Midden: hoge CO2-concentratie in een vergaderzaal ’s morgens; daarna lagere concentratie in de namiddag als gevolg van een daling van het aantal aanwezigen. • Beneden: CO2-concentratie niet hoger dan ongeveer 800 ppm in een vergaderzaal waar het ventilatiedebiet aan het aantal aanwezigen is aangepast.

1.5.3 Kleurindicator of alarm Een kleurindicator of een alarm heeft het voordeel dat de gebruikers van een ruimte rechtstreeks worden geïnformeerd wanneer de drempelwaarde wordt overschreden, zodat de nodige corrigerende maatregelen kunnen worden getroffen. Dat is bijzonder relevant in het geval van permanente CO2-metingen. Sommige meetinstrumenten geven de kleurcode niet permanent weer; het is bijvoorbeeld nodig het instrument met de vinger aan te raken om het display enkele seconden te laten verschijnen. Aanbevolen wordt dat de gebruiker de gebruikte drempelwaarden kan instellen naargelang het doel van de meting (zie implementatieplan) en dat die drempelwaarden duidelijk op of bij het meetinstrument zijn aangegeven. Naast de kleurindicator of het alarm wordt een directe weergave van de CO2-concentratie sterk aanbevolen, zodat de gebruikers weten in welke mate de drempelwaarde is overschreden en de meest geschikte maatregelen kunnen treffen.

1.6 Vast of draagbaar Sommige sensoren zijn draagbaar. Andere kunnen op een tafel of een meubel worden geplaatst, of aan de muur worden bevestigd. De keuze van het type bevestiging hangt af van het doel van de meting (steekproefsgewijs of permanent). Toestellen die werken op batterijen hebben als voordeel dat ze gemakkelijk kunnen worden geplaatst, maar de batterij moet wel af en toe vervangen of opgeladen worden. Toestellen die op netvoeding werken hebben dat nadeel niet, maar de noodzaak van een kabel tussen een stopcontact en het toestel beperkt de flexibiliteit. Er zijn ook sensoren die via de USB-poort van een computer van stroom kunnen worden voorzien.

2. Gebruik van een CO2-meter

2.1 Werking Weet hoe uw toestel werkt. De meeste toestellen zijn eenvoudig te bedienen, maar neem best even de handleiding door. Kijk na of er bij uw toestel een duidelijke handleiding zit. Kent iedereen die met het toestel aan de slag gaat gaan, de werking van het toestel?

2.2 Kalibratie In principe hoeven sensoren van het type “dual beam” of “ABC Logic” gedurende verscheidene jaren niet te worden geijkt. Indien de sensor een manuele ijking op basis van de buitenlucht toelaat, zal die ijking regelmatig worden uitgevoerd volgens de instructies van de fabrikant. In andere gevallen is een externe ijking (fabrikant of laboratorium) nodig volgens de instructies van de fabrikant (in het algemeen om de 2 of 3 jaar). Kijk na of uw meter correct meet. Plaats het toestel in de buitenlucht of bij een open raam. De CO2-concentratie in de buitenlucht ligt tussen de 400 en 500 ppm (in de stad hoger dan op het platteland). Meet uw toestel een veel lagere waarde dan 400 ppm of een veel hogere waarde dan 500 ppm? Signaleer dat dan aan de verantwoordelijke voor het opvolgen van de kwaliteit van de binnenlucht (directie, preventieadviseur) of contacteer de leverancier of fabrikant. Uw toestel moet misschien gekalibreerd, hersteld of zelfs vervangen worden.

2.3 Instellingen In het geval van sensoren met een kleurgecodeerd display of alarm worden de CO2- drempelwaarden aangepast aan het doel van de meting. Indien de drempelwaarden niet zijn aangepast en niet kunnen worden bijgesteld, worden die displays of alarmen gedeactiveerd.

2.4 Plaats Waar zet u de sensor? De CO2-concentratie in een ruimte is in principe homogeen. Maar door de aanwezigheid van scheidingswanden, openstaande ramen, of in een grote ruimte, enz. kan de CO2 -concentratie verschillen op andere plaatsen in dezelfde ruimte. Daarom is het zinvol om in grotere lokalen (> 50 m²) of in lokalen met openstaande ramen of deuren op verschillende plaatsen metingen uit te voeren. • Adem niet uit vlakbij de sensor; dat kan de meting beïnvloeden.  • Zet de sensor niet naast een deur, een geopend raam of de toevoer van het ventilatiesysteem en ook niet direct naast personen. Voorzie minstens 1,5 meter afstand. • Plaats de sensor zo veel mogelijk in het gebruikte gedeelte van de ruimte, op een tafel, een meubelstuk of eventueel op een muur. • Zorg dat de meter veilig staat, zodat hij niet omvalt of er niet op gemorst kan worden.

2.5 Wanneer meten? Het tijdstip en de duur van de meting zijn afhankelijk van het doel (steekproefsgewijs of permanent, zie document “Aanbevelingen voor de praktische implementatie en bewaking van ventilatie en binnenluchtkwaliteit in het kader van COVID-19”). • Meet minstens wanneer er mensen in de ruimte aanwezig zijn met de nominale bezetting. De CO2-waarde in de ruimte zal schommelen onder invloed van het aantal aanwezige personen, hun activiteit en de mate van ventilatie/verluchting. Zo kan u volgen of er continu genoeg verse lucht is of wanneer zich problemen voordoen. • In het geval van een spotmeting wordt aanbevolen te meten aan het eind van de maximale bezettingsperiode van de ruimte, wat overeenkomt met de meest kritische situatie. • Vergeet niet dat een zelfkalibrerende meter om te kunnen kalibreren ook moet kunnen meten in een ruimte waar de concentratie CO2 in de binnenlucht teruggaat tot achtergrondniveau (= concentratie in de buitenlucht). Bekijk wat de handleiding van uw meter daarover zegt. • Een stabilisatieperiode van de meting van enkele minuten is gewoonlijk noodzakelijk. Sommige sensoren kunnen een langere tijd nodig hebben.

Leave Comments